Een website van het War Heritage Institute

België, Nederland(en), Lage Landen, Vlaanderen… what’s in a name?

België, Nederland(en), Lage Landen, Vlaanderen… what’s in a name?

‘Belgium, Battlefield of Europe’ beoogt om 2000 jaar conflictgeschiedenis te omvatten. Dekt de naam ‘België’ dan wel de lading?

 

Julius Caesar spreekt in zijn verslag van de Gallische Oorlog over de Belgae, een groepering van stammen ten noorden van Marne en Seine en ten westen en zuiden van de Rijn en die hij met de gekende uitspraak “de dappersten aller Galliërs” noemt. De verklaring daarvoor geeft hij overigens in de (meestal achterwege gelaten) daaropvolgende regel, nl. omdat ze het verst van de beschaving wonen. Keizer Augustus creëert vervolgens in hun woongebied de provincie Gallia Belgica die later, na afsplitsing van twee in het noorden en oosten nieuw gevormde provincies Germania Inferior en Germania Superior, opgedeeld worden in een Belgica Prima en een Belgica Secunda. Na de Germaanse invallen in de 4de en 5de eeuw en het daaropvolgende einde van het (West-)Romeinse Rijk verdwijnt de naam Belgica en gaat de regio deel uitmaken van het Frankische rijk.
Uit de verdeling van dit rijk na de dood van Karel de Grote ontstaan in de 9de en de 10de eeuw geleidelijk twee grote machtsgebieden, het koninkrijk Frankrijk in het westen en het ‘Duitse’ Roomse Rijk in het oosten, met de Schelde als grens. Ruwweg in diezelfde periode komen lokale vorstendommen tot ontwikkeling, graafschappen en hertogdommen met een ruime mate van autonomie: Vlaanderen, Brabant, Henegouwen, Holland, Zeeland, Luxemburg,…

Een van deze vorstendommen, het graafschap Vlaanderen, kent in de latere middeleeuwen een dusdanig grote economische bloei dat het tot ver buiten zijn grenzen bekend wordt. Wanneer vervolgens de Bourgondische hertogen, uitgerekend vanuit dit graafschap Vlaanderen, in de 14de en 15de eeuw een machtsconcentratie uitbouwen en daarbij één voor één ook de meeste andere lokale vorstendommen in de regio in hun greep krijgen, heeft dit eenmakingsproces op naamkundig vlak verstrekkende gevolgen.

Aan de ene kant vindt in het Middellandse Zeegebied het gebruik ingang om vooral in het Spaans en het Italiaans met de termen Flamenco en Fiammingo àlle inwoners van de Bourgondische ‘Lage Landen’ als ‘Vlamingen’ te omschrijven, dus ook de Brabanders, Friezen, Hollanders, Henegouwers, Luxemburgers enz. Wederkerig doen inwoners van deze andere vorstendommen in het buitenland niet zelden hetzelfde. Een uitloper hiervan is terug te vinden in de benaming van de schilderschool van de Vlaamse Primitieven. De schilders die ertoe gerekend worden waren immers lang niet allemaal afkomstig uit het graafschap Vlaanderen. Anderzijds is in het Duitse keizerrijk al in de 13de eeuw de gewoonte ontstaan om in het Duits en het Nederlands voor deze laaglanden rond de Maas-, Schelde- en Rijndelta in hun geheel de benamingen (het) Nederland of de Nederlanden te gebruiken. De Bourgondische eenmaking zorgt er vervolgens voor dat dit gebruik in de 15de eeuw geofficialiseerd wordt.
In het Latijn, dan de taal bij uitstek voor o.a. wetenschap en cartografie, wordt onder invloed van het humanisme en de renaissance vanaf het einde van de 15de eeuw terug gegrepen naar de klassieke oudheid waarmee de benamingen Belgae en Belgica of (meer nog) Belgium hun herintrede doen. Het Frans rijdt dan weer op twee paarden. In die taal spreekt men in vertaling veelal over Le(s) Pays Bas terwijl tegelijk Belgica als bijvoeglijk naamwoord omgevormd wordt tot belgique. De 16de eeuwse Florentijnse diplomaat Ludovico Guicciardini gebruikt in zijn moedertaal dan weer Paesi Bassi, Fiandra en zelfs Germania Inferior door mekaar.

titelpagina Guicciardini

Voor de volledigheid moet er ook verwezen worden naar enkele pogingen die het niet haalden.

De Bourgondische hertogen doen een poging om voor dit gebied de gezamenlijke naam van de ‘Landen van Herwaarts Over’ (les Pays de par-deça) te introduceren, om op die manier een onderscheid te kunnen maken met hun oorspronkelijke stamland in Bourgondië, de ‘Landen van Derwaarts Over’ (les Pays de par-delà). Dit is echter geen lang leven beschoren. Het Bourgondische eenmakingsproces in de Lage Landen culmineert in de 16de eeuw onder keizer Karel V waarbij de ‘XVII Provinciën’ ontstaan maar het uiteenvallen daarvan aan het einde van dezelfde eeuw zorgt ervoor dat ook deze benaming weer verdwijnt.
Een bekende overzichtskaart beeldt deze 17 provincies die gezamenlijk de Nederlanden uitmaken, af als een leeuw: de Leo Belgicus (letterlijk dus de Nederlandse Leeuw).

kaart Leo Belgicus

Na de definitieve aanhechting van de Zuidelijke Nederlanden bij Frankrijk in 1795 spreekt men aldaar over les provinces de la Belgique, waarbij Belgique nu voor het eerst een zelfstandig naamwoord is geworden dat in die context enkel op het zuiden betrekking heeft. Toch wordt bij de vorming van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden in 1815 in het Frans ook nog even gesproken over Le Royaume des Belgiques terwijl er in 1821 nog een Nederlandse spraakkunst verschijnt onder de titel Grammaire de langue Belgique.

Sinds het (nieuwe) uiteenvallen van dit Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en de onafhankelijkheid van België in 1830 wordt het noorden (hoewel officieel nog steeds Koninkrijk der Nederlanden geheten) in het enkelvoud Nederland genoemd. De term de Nederlanden in het meervoud refereert sindsdien aan de historische regio. Dit onderscheid tussen enkel- en meervoud wordt in het Frans evenwel niet gemaakt, en evenmin in bijvoorbeeld het Engels en het Duits.

Ruwweg van de 15de tot het einde van de 18de, begin 19de eeuw zijn de benamingen Belgium (bijvoegelijk naamwoord Belgicus/a en in het Frans belgique), Nederland(en), le of les Pays Bas, Vlaanderen in de diverse talen synoniem en worden ze gebruikt als vertalingen van mekaar om het geheel van de Lage Landen te omschrijven. De gehanteerde taal bepaalt in hoofdzaak welke term de spreker of schrijver gebruikt.

Vanuit ons hedendaags begrip dat uitgaat van een duidelijk onderscheid tussen België, Nederland(en) en Vlaanderen, zorgt deze situatie voor in onze ogen nu soms verrassende of alleszins onverwachte historische formuleringen. Enkele voorbeelden:

  • Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) vallen de Nederlanden uiteen in een onafhankelijk Noorden en een Zuiden dat de onder de (aanvankelijk Spaanse) Habsburgers blijft ressorteren. Het noorden, officieel de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en feitelijk de voorloper van het huidige Nederland, gaat in het Latijn door het leven als Belgium Foederatum of Belgica Foederata (de Verenigde Nederlanden) tegenover Belgium Regis of Belgica Regia (Koninklijke Nederlanden) voor de nu Zuidelijke Nederlanden;
  • De Spaanse koning Filips II en zijn opvolgers besturen dit gebied voortaan vanuit Madrid, hierbij bijgestaan door de Consejo de Flandes (letterlijk Raad van Vlaanderen maar bedoeld wordt natuurlijk: Raad der Nederlanden); het wordt verdedigd door het Ejercito de Flandes (dus niet het Leger van Vlaanderen maar van de Nederlanden);
  • De 17de eeuwse noord-Nederlandse kolonie Nieuw-Nederland – met Nieuw Amsterdam, het latere New York, als hoofdstad – heet op kaarten Novum Belgium en Nova Belgica (naar het Noorden gevluchte Waalse protestanten hadden een sleutelrol vervuld bij het ontstaan ervan, maar dat is weer een ander verhaal);
  • Nadat de Spaanse Nederlanden in 1713 zijn overgaan in de handen van de Oostenrijkse Habsburgers, spreekt men in Wenen over nos provinces belgiques. Wanneer in 1789-90 de meeste van deze ‘provinces belgiques’ zich tijdens de Brabantse Omwenteling kortstondig afscheuren en hun zelfstandigheid uitroepen, gebeurt dit onder de naam Vereenigde Nederlandsche Staeten, in het Frans Les Etats belgiques unis.

 

Gebaseerd op:

JANSSEN Paul, DE KOK Harry, DE MAESSCHALK Edward en DE SCHEPPER Hugo, “De wereld van de Lage Landen. Het verhaal van een naam”, in: De Gouden Delta der Lage Landen. Twintig eeuwen beschaving tussen Seine en Rijn, Antwerpen: Mercatorfonds, 1996, p. 7 – 15.

DE MAESSCHALK Edward, Het strijdtoneel van Europa 1648-1815. De Zuidelijke Nederlanden onder Spaans, Oostenrijks en Frans bewind. Antwerpen: Davidsfonds, 2019, p. 12.