Een website van het War Heritage Institute

Veldslag
Gevecht bij Leuze (1691)

Franse overwinning in een befaamd cavaleriegevecht.

Gevecht bij Leuze (1691)

Info veldslag

Waar
  • Leuze-en-Hainaut
Wanneer
19 september 1691
Conflict
  • Negenjarige Oorlog (1688-1697)
Strijdende partijen
Frankrijk
  • Engeland
  • Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Troepensterkte
28 eskadrons (2.500 man - cavalerie)
  • 72 à 75 eskadrons (12.000 man - cavalerie)
  • 5 bataljons (infanterie)
Slachtoffers
ca. 630 doden en gewonden
  • ca. 1.500 doden en gewonden
  • ca. 400 gevangenen
Legerleiders
François-Henri de Montmorency-Bouteville, hertog van Piney-Luxembourg
  • prins Georg-Frederik van Waldeck
  • Claude-Frédéric t'Serclaes, graaf van Tilly

Synopsis

De Negenjarige Oorlog (1688-1697), ook de ‘Oorlog van de Liga van Augsburg’ genoemd, was een gevolg van de agressieve politiek van de Franse koning Lodewijk XIV, bekend als de Zonnekoning, tegenover de grote Europese naties, waaronder het Heilige Roomse Rijk en het Engeland van de nieuwe koning Willem III (prins van Oranje, Stadhouder binnen de Republiek en, sinds 1689, koning van Engeland). In september 1688 opende de Franse vorst de vijandelijkheden door de Palts, in het Rijnland, binnen te vallen. Er werd op grote schaal geplunderd en de talrijke verwoestingen begaan in Worms, Speyer en Heidelberg brachten de Europese naties ertoe om in mei 1689 de handen ineen te slaan en een nieuwe coalitie te vormen, de Liga van Augsburg. Dit nieuwe conflict speelde zich voornamelijk af in Europa, maar ook op de omliggende zeeën.
De Spaanse Nederlanden waren het bloedige strijdtoneel van talrijke confrontaties, waaronder de slagen bij Walcourt (1689), Fleurus (1690), Leuze (1691) en Steenkerke (1692), de belegeringen van Bergen (1691), Namen (1692 en 1695) en Charleroi (1693) en het verwoestende bombardement op Brussel (1695).

Tijdens de veldtocht van 1691 in de Spaanse Nederlanden belegerde koning Lodewijk XIV de stad Bergen in maart met een leger van 46.000 man geleid door maarschalk de Boufflers. Na een goed uitgevoerd beleg capituleerde de stad op 8 april 1691. De Fransen zetten hun operaties voort en veroverden de stad Halle, maar vermeden de belegering van Brussel, dat beschermd werd door de troepen van Willem III.

Aan het einde van deze onbesliste militaire campagne staan de strijdende partijen half september tegenover elkaar in Henegouwen.
Onder leiding van de prins van Waldeck wordt het coalitieleger op 17 september gepositioneerd tussen de stad Leuze en het riviertje de Catoire, vlakbij het dorpje Ligne. De Fransen slaan hun kamp op tussen Lessen (Lessines) en de Schelde. De hertog van Piney-Luxembourg – bekend als maarschalk de Luxembourg – bevelhebber van de Franse troepenmacht, vermoedt dat het coalitieleger op het punt staat zich terug te trekken in de richting van Cambron. Hij vat het plan op om zijn vijanden tijdens hun terugtocht te verrassen aan de bruggen over de Catoire.

Op de avond van 18 september stuurt Luxembourg een detachement uit, onder bevel van luitenant-kolonel de Marcilly en bestaande uit 400 cavaleristen van het ‘Maison du Roi’ (de koninklijke garde-eenheden) en lichte cavalerie, met een verkenningsopdracht in de richting van Leuze. In de ochtend van 19 september vertrekt hij zelf, voorafgegaan door een voorhoede onder leiding van de markies de Villars.

Tijdens zijn opmars krijgt maarschalk de Luxembourg te horen dat de hoofdmacht van het vijandelijke leger bij zonsopgang was begonnen met de terugtrekking voorbij de Catoire om de vlakte van Cambron te bereiken, maar dat er op de linkeroever nog altijd een achterhoede van 14 tot 15 eskadrons aanwezig is. Hij doet zijn eskadrons versnellen en voegt zich rond het middaguur bij de Villars, tegenover de geallieerde achterhoede; Luxembourg laat zijn eskadrons zich onmiddellijk in twee linies opstellen. Hij plaatst ook de twee dragonderregimenten rechts van hem (het dragonderregiment van de koning en het regiment van de graaf de Tessé), bij het riviertje de Catoire.
Eerst denken de geallieerden dat het slechts om een verkenningseenheid afkomstig uit Saint-Ghislain gaat, maar tot hun grote verbazing realiseren ze zich snel dat ze tegenover een veel grotere troepenmacht staan.
Zonder tijd te verliezen brengt de graaf de Tilly, bevelhebber van de achterhoede, de prins van Waldeck op de hoogte en vraagt hem versterkingen te sturen. De Hollandse generaal stelt zijn eskadrons op in twee linies tegenover de Fransen, op hoger gelegen terrein tussen de riviertjes de Leuze en de Catoire. Ook vijf infanteriebataljons nemen positie in op de geallieerde linkerzijde, bij de  Catoire, waar ze het opnemen tegen twee vijandelijke dragonderregimenten. Onder leiding van de generaals Ouwerkerk en Obdam komen spoedig verdere geallieerde eskadrons toe. Zij nemen een defensieve opstelling aan van drie nieuwe cavalerielinies.

troepenopstelling tijdens het Gevecht bij Leuze

Van oordeel dat het tijd is om in beweging te komen, geeft maarschalk de Luxembourg in de vroege namiddag aan zijn eerste aanvalslinie, bestaande uit de koninklijke garde en 3 eskadrons van het regiment van graaf de Mérinville, het bevel om een charge in te zetten. Aanvankelijk vertraagd door de salvo’s van de vijandelijke cavalerie, slaagt de eerste Franse aanvalsgolf door haar vastberadenheid erin de voorste twee geallieerde linies te overrompelen, dood en vernieling zaaiend. De graaf de Tilly raakt gewond.
De derde geallieerde linie wordt al snel bedreigd, maar op bevel van maarschalk de Luxembourg moeten de Franse aanvallers zich hergroeperen en ruimte laten voor een tweede cavaleriegolf, bestaande uit eskadrons van de gendarmerie en de brigade van de Quadt. Deze nieuwe charge breekt de laatste drie formaties van de geallieerden open en drijft hen terug tot voorbij de Catoire.

Wanneer Luxembourg echter veel vijandelijke versterkingen ziet opdagen, geeft hij het bevel om het gevecht te staken en zich te hergroeperen. Na de gevoelige verliezen toegebracht door de Fransen, beëindigt ook het geallieerde leger de strijd en denkt er alleen nog maar aan zich terug te trekken richting Cambron. Twee uur lang blijven de Fransen het slagveld controleren, zij verzorgen hun gewonden en tellen hun verliezen. Bij valavond trekken zij zich op hun beurt terug, in de richting van Doornik.

De dapperheid van 28 Franse cavalerie-eskadrons (22 die de charges uitvoeren en 6 eskadrons dragonders die bij de Catoire gevochten hebben) tegenover een strijdmacht van ongeveer 72 tot 75 vijandelijke eskadrons en 5 bataljons infanterie maakt van het gevecht bij Leuze (of de Catoire) tot een eclatant wapenfeit voor het Maison du Roi en zijn cavalerie. De Fransen leiden echter een verlies van ongeveer 630 doden en gewonden, tegenover ongeveer 1.500 gewonden en 400 gevangenen aan geallieerde zijde. Volgens sommige bronnen zou het geallieerde kamp ook 40 standaarden en twee paar trommels verloren hebben.

tekening 'Gevecht bij Leuze'

Om deze roemruchte overwinning te herdenken, laat koning Lodewijk XIV in 1700 een medaille slaan die een gardist van het Maison du Roi op het slagveld afbeeldt. Hij geeft ook aan schilder Joseph Parrocel (1646-1704) de opdracht een schilderij te maken dat in het kasteel van Versailles in de zaal van de gardisten wordt opgehangen, als eerbetoon aan de houding van de gardisten en het Maison du Roi.

schilderij Joseph Parrocel

Na negen lange oorlogsjaren zou dit bloedige conflict eindigen in september 1697, met de ondertekening van de Vrede van Rijswijk, die een einde zou maken aan de agressieve politiek van de Zonnekoning en hem verplichtte zijn veroveringen op te geven en zich niet langer te bemoeien met de Britse belangen.

 

Auteur: Alain Tripnaux, historicus, voorzitter van Le Tricorne ASBL

 

Literatuur:

  • Le Mercure galant, septembre 1691, Lyon: Chez Thomas Amaulry, 1691, pp.119-160
  • DESCHARD Bernard, « Le combat de Leuze », in: Histoire, économie et société, 1996, p.147-154
  • ANQUETIL M., Vie du maréchal de Villars, tome premier, Parijs: Chez Moutard, 1784, pp.50-53
  • Allegemeine Geschichte der vereinigten Niederlande, Siebenter Theil, Leipzig: H.Weidmans, 1765, p.67
  • Gazette de Lyon, 2 octobre 1691, Lyon: Chez Antoine Jullieron, pp.166-168
Galerij